Opgroeien en leven in de versteende omgeving van de stad blijkt niet zo goed voor het welzijn en de vitaliteit van mensen. Maar hoe komt dit eigenlijk? Wat is het effect van stad of natuur op onze hersenen? IVN, Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid, vroeg wetenschapsjournalist Mark Mieras een en ander uit te zoeken. Wat blijkt: groen verandert je brein.

Stad maakt ongezond en ongelukkig

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de hersenen van stedelngen anders werken dan die van mensen op het platteland. Leefomgeving blijkt een vormende factor. Mensen die in een stedelijke omgeving leven hebben meer last van depressies en zijn gevoeliger voor stress en omgevingsprikkels. En wie als kind aan de sociale druk van de stad is blootgesteld, lijkt er later extra gevoelig voor te zijn. Bepaalde centra in de hersenen die in verband staan met angstreacties en met het verwerken van emoties rondom beloning en straf vertonen bij stedelingen verhoogde activiteit wanneer zij worden blootgesteld aan kritiek. Dat het emotionele systeem van stedelingen anders werkt is letterlijk zichtbaar in de hersenen.

Krijgt sociale stress een chronisch karakter, dan heeft dit belangrijke gevolgen voor de gezondheid; eetpatronen veranderen waardoor overgewicht kan ontstaan, het afweersysteem gaat op een lager pitje waardoor ziektes een kans krijgen, en ook de kans op hart en vaatziekten groeit. Maar ook de hersenen zelf hebben te lijden. Langdurige sociale stress speelt een rol bij het ontstaan van burnout, depressie, angst en schizofrenie.

Een beetje groen helpt al

Uit onderzoek blijkt ook dat natuur helpt om gezonder te blijven. Hoe meer groen in de directe omgeving, hoe langer de levensduur, hoe minder overgewicht, depressies, zelfmoorden, etc. En zelfs een beetje groen helpt al; de drempel voor het positieve ‘natuureffect’ is verrassend laag. Zelfs het zien van een enkele boom vanuit het raam of het kijken naar een natuurfoto of –film maken al dat het omgaan met stressvolle ervaringen makkelijker wordt en dat zaken als zelfdiscipline, en zelfbeheersing positief worden beïnvloed. Overigens heeft het uitzicht uit het raam een groter effect dan het kijken naar foto’s of een natuurfilm. Ook deze verschillen zijn zichtbaar in de hersenen.

Het grootste effect wordt gemeten bij mensen die in de natuur zijn, zonder dat er een gebouw of weg in het zicht is. Bomen en planten zetten de hersenen van de stedeling in een andere modus: van waakzaam en gericht op de visuele buitenwereld, naar meer reflectief en op zichzelf georiënteerd. Hierbij speelt het aandachtsysteem een belangrijke rol. Mensen kunnen zich beter concentreren na een wandelingetje door het park doordat hun hersenen dan even niet zijn blootgesteld aan de overmaat van prikkels die de stad met zich meebrengt. Het aandachtsysteem dat zich laat leiden door externe prikkels –  de onvrijwillige aandacht –  wordt even tot rust gebracht waardoor de gerichte aandacht, die een belangrijke rol speelt bij leren en reflectie, meer kans krijgt. En die reflectie blijkt weer een sleutelrol te spelen bij het omgaan met sociale stress. Stad en natuur doen een verschillende beroep op deze twee vormen van aandacht.

Vluchtheuvel voor de geest

Een natuurlijke omgeving vormt een vluchtheuvel voor de overbelaste geest. Bomen en planten zijn prikkelarm en roepen slechts een milde fascinatie op. Zo ontstaat er rust en een herstelmogelijkheid voor de gerichte aandacht, zelfbeheersing en werkgeheugen. Deze Attention Restoration Theory is inmiddels in vele onderzoeken getoetst en bevestigd. Zo blijkt het kijken naar een natuurfoto of een wandelingetje in het park wonderen te doen en een significant positief effect te hebben bij het uitvoeren van gerichte aandachtstaken. Kinderen met ADHD, die in feite worden geleefd door hun omgeving, zijn extra gevoelig voor een overmaat aan prikkels en hebben dus extra veel baat bij bomen en planten. Een dagelijkse dosis natuur als vast onderdeel in de begeleiding van deze kinderen wordt inmiddels door een groeiend aantal onderzoekers bepleit. De symptomen van ADHD lijken een uitvergrote vorm van de prikkelzoekende strategie die de hersenen van alle stedelingen ontwikkelen. Opvallend is dat stedelingen juist een voorkeur lijken te hebben voor het belasten van hun aandachtsysteem. Wie de gewoonte heeft ontwikkeld om zich door omgevingsimpulsen te laten leiden wordt blijkbaar eerder aangetrokken door een prikkelrijke dan door een prikkelarme omgeving. Daardoor zijn in feite degenen met de grootste behoefte aan natuur het minst geneigd deze op te zoeken. Dit leidt weer tot vervreemding van de natuur. En daarmee is de negatieve cirkel rond.

Bij kinderen zijn de effecten nog groter

Vervreemding van de natuur heeft voor kinderen nog verderstrekkende gevolgen. In een natuurarme omgeving wordt minder buitengespeeld. Naast fysieke consequenties als groeiend overgewicht blijkt dit ook negatieve gevolgen te hebben voor de emotionele en cognitieve ontwikkeling. Kinderen die veel bewegen en spelen kunnen zich ook beter concentreren, hebben een gevarieerder denkpatroon en leren makkelijker. Daarbij gaat het niet alleen om de lichamelijke inspanning, maar vooral ook om het hebben van lichaamsbewustzijn. Vooral ongestructureerd en vrij spel blijkt in dit verband van belang. Een open en ongestuctureerde omgeving nodigt meer uit tot verkennend spel, onderzoekend ontdekken, reflectie en dagdromen. En een natuurlijke, gevarieerde omgeving met bomen en planten biedt daarvoor meer kansen dan een betegeld schoolplein.

Het is van het grootste belang te zorgen voor volop groen in steden. Ons brein en ons welzijn varen daar immers wel bij.

Lees meer in de literatuurstudie van Mark Mieras: ‘Beetje natuur, grote invloed’

Onderbouwing