De Rotterdamse Van Nelle Fabriek, wereldberoemd vanwege het destijds progressieve ontwerp gebaseerd op licht, lucht en ruimte, was drie dagen lang het toneel voor Design District, hét jaarlijkse evenement voor de Nederlandse interieurbranche. Behalve presentaties en stands van vele gevestigde en beginnende ontwerpers en ondernemers, en rondleidingen door de fabriek, was er ook een uitgebreid lezingenprogramma over ontwikkelingen in de interieurbranche. In deze industriële tempel die ook wel betiteld is als ‘een gedicht in staal en glas’ bezochten we de kennismiddag die door de Beroepsvereniging Nederlandse Interieurarchitecten werd georganiseerd over ‘groen in het interieur’.

 

Natuurlijke kleurstoffen via techniek getransformeerd tot wandobject

Dat ‘groen’ breed mag worden opgevat werd duidelijk uit de inleidende lezing over het kunstproject Residue, opgezet door Arja Hop, kunstenaar, en Peter Svenson, meesterdrukker bij het analoge fotografie atelier Aap-lab. In dit project worden via extractie plantaardige kleurstoffen verzameld uit planten in onder meer bermen, parken en (botanische) tuinen. De extracten worden geïnventariseerd, geanalyseerd en vervolgens geconserveerd op fotografisch materiaal. Dit huwelijk tussen botanie en fotografie resulteert in grote en kleine tableaus van een reeks van kleurvlakken met een grote intensiteit en kwaliteit. Het project Residue leverde in 2014 voor Amsterdam maar liefst 220 kleurstoffen van bermplanten op.

Door te experimenteren met verschillende planten en plantendelen in verschillende stadia van hun bestaan worden steeds weer nieuwe kleuren verkregen. Ook de seizoenen en de kwaliteit van de grond hebben invloed op de uiteindelijke kleur. Zo gaf zuring die verzameld was in Drenthe een veel valere kleur dan zuring die afkomstig was uit een droog duingebied na een felle vorstperiode.

Iedere reeks is daarmee uniek. En ook locatiespecifiek. Door de tableaus als wandobject te benutten wordt de natuur, via fotografische technieken, binnengehaald waarbij een specifieke relatie gelegd kan worden tussen de ruimte en de directe omgeving er omheen. Voor opdrachtgevers kan dit een geweldig visitekaartje zijn om de identiteit van hun bedrijf of bijvoorbeeld hun historische of maatschappelijke relatie met hun omgeving uit te drukken of te benadrukken. Zo kocht het Drents museum onlangs een reeks fotogrammen en op tableau vastgelegde kleurresiduen aan van planten uit de tuin rond de voormalige Rijksluchtvaartschool in Eelde.

Overigens blijkt groen een van de meest lastige kleuren om te extraheren.

art on the wallKunstproject Residue. Foto: Arja Hop / Peter Svenson

Een boeket van planten als groene long voor Joolz

Philip van Traa van bedrijf Growndowntown/Rooflife werkt aan groene oases in de stad. Hij realiseert projecten zoals een groene gevel voor een hotel, een eetbaar dak op een restaurant of een groene hotelkamer. Een van zijn grootste, en tegelijkertijd meest experimentele projecten tot nu toe, zijn de kassen met tropische tuin in het nieuwe hoofdkantoor van buggyfabrikant Joolz. De architecten die het oude en industriële gebouw gingen renoveren wisten vanaf het begin dat ze een kas met opvallende beplanting als feature wilden in het hart van het gebouw. Van Traa werd daarom in de vroegste fase van het renovatieproject aan tafel gevraagd. En dat is vrij bijzonder want groen is voor opdrachtgevers en ook architecten toch vaak sluitstuk. In dit geval bleek het ook effectief: er kon gezamenlijk over oplossingen worden nagedacht voor een lastige uitgangssituatie. Zo was er bijvoorbeeld sprake van vervuild grondwater waardoor het plaatsen van bomen in uitsparingen in de vloer niet mogelijk was. Dus werd er, rekening houdend met de maximale draagkracht van de vloer, een slim systeem uitgedacht op de bestaande vloer bestaande uit kratjes met water en verschillende lagen folie. Daardoor kon van onderaf water worden aangezogen naar een dun laagje grond waarin de planten konden groeien. De grotere planten kwamen meer naar het midden te staan in diepere lagen grond. Zo werd een gevarieerd ‘boeket’ aan beplanting vol contrasten en geur mogelijk mét enkele grote kroonjuwelen. Onder en boven in de glazen wanden van de kas zitten spleten waardoor een natuurlijke luchtstroom op gang komt. Mechanische ventilatie blijkt zo nauwelijks meer nodig, wat een behoorlijke besparing op energiekosten met zich meebracht. Ook zijn de planten zo gekozen dat onderhoud tot een minimum kan worden teruggebracht. Communicatie met en naar de klant is belangrijk, je werkt immers met levend en dus veranderend materiaal. En met beestjes als plaagbeheersing. De opdrachtgever en medewerkers in het gebouw zijn enthousiast, zowel over de sfeer als over de dynamiek van de met de seizoenen mee veranderende beplanting in de binnentuin. Binnenkort worden er zelfs meer ontmoetingsplekken in de kassen gerealiseerd. Het hoofdkantoor van Joolz werd binnen de BNA competitie Gebouw van het Jaar 2017 categoriewinnaar ‘Stimulerende Omgevingen’ en de kassen met beplanting wonnen de VHG competitie Interieurbeplanting van het Jaar 2017.

green house insideKassen in het hoofdkantoor van Joolz Amsterdam

Hoe architectuur, tuinarchitectuur en interieurbeplanting elkaar kunnen versterken

Tuinarchitect Jos van de Lindeloof laat zien dat het mogelijk is om door middel van beplanting, slim gebruik van materialen, natuurlijke elementen, lijnen en zichtlijnen buiten en binnen naadloos met elkaar te verbinden. Waarbij er steeds een overgang plaatsvindt van natuur via tuinlandschap naar cultuur (het gebouw), en de detaillering steeds meer aan belang wint. Een van zijn projecten betreft een tropisch zwembad in Duitsland waarbij de uitdaging niet eens zozeer lag in het kiezen van de juiste beplanting maar in het overtuigen van de mensen van het Gesundheitsambt die erg bang waren voor ‘beestjes’ en een slechte hygiëne. Een gezamenlijke visie van de opdrachtgever, de bouwer en de architect was hierin belangrijk, maar de uiteindelijke doorslag gaf de ‘technische man’ die planten erg belangrijk vond voor een goed en beheersbaar binnenklimaat in het zwembad. Als tuinarchitect merkt van de Lindeloof dat binnenbeplanting echt een vak apart is. Zo kun je geen planten bestellen volgens een getekend plan die dan vervolgens door een kweker geleverd worden, maar moet je echt met de klant specifieke planten ter plekke gaan uitzoeken. Vaak wil men planten die groot of snel groot zijn om een ruimte meteen een bepaalde sfeer te creëren, maar deze moeten wel precies op de omstandigheden in de betreffende ruimte worden afgestemd. Dat vraagt om de heel specifieke kennis van interieurbeplanters. En soms om enige overtuigingskracht bij de klant.

Een project dat hij samen met interieurbeplanter Dennis Zuidgeest gaat oppakken is het groen in een nieuw woonzorgcentrum dat in de voormalige Zware Plaatwerkerij aan de haven van Vlissingen gerealiseerd zal worden. Het centrum bestaat uit een aantal verschillende woningen en enkele units voor Alzheimerpatiënten. Er worden een binnentuin, een dakterras en een tuin aangelegd. De specifieke doelgroep vraagt ook specifieke materialen en planten. Zo moeten deze goed bereikbaar zijn in verhoogde bakken, ze mogen niet giftig zijn en het is vooral belangrijk dat alles herkenbaar is voor dementerenden. Dus wordt er gebruik gemaakt van planten die van nature in de omgeving van Vlissingen voorkomen of daar sterk op lijken. Samen met de opdrachtgever zijn bomen en planten uitgezocht.

Zuidgeest benadrukt dat bij binnengroenprojecten een aantal factoren doorslaggevend is voor succes. Zo moet allereerst de juiste plant voor de juiste plek worden uitgezocht. Dat wil zeggen dat er vooral rekening gehouden wordt met de specifieke omstandigheden en eisen met betrekking tot bijvoorbeeld licht, luchtvochtigheid en afmetingen van de ruimte. Maar ook dat de planten een logisch element in het totaalontwerp zijn én dat ze goed blijven op de betreffende plek. Daarnaast zijn de doelen die de opdrachtgever heeft met de beplanting bepalend voor de soorten die gebruikt kunnen worden. Zo kunnen ze een scheiding aanbrengen in de ruimte of looproutes aangeven, vooral uitstraling, sfeer of een aangename beleving van de ruimte met zich meebrengen of juist gericht zijn op verbeteren van de akoestiek of het binnenklimaat. Wat dit laatste betreft komt er steeds meer kennis beschikbaar over de effecten van de verschillende soorten en zullen ze daar in de nabije toekomst zelfs op veredeld kunnen worden.

amsterdam hanging greenGemeente Amsterdam. Foto: Cube Architecten – Zuidkoop Natural Projects

Net als van Traa geeft Zuidgeest er de voorkeur aan om aan het begin van het proces te worden ingeschakeld. Uiteindelijk is dit efficiënter en daarmee vaak ook goedkoper voor de opdrachtgever. Met een architect kunnen bijvoorbeeld meteen berekeningen worden gedaan met betrekking tot draagkracht van vloeren en met de technische aannemer afspraken worden gemaakt over watertoevoer, verlichting en voorzieningen voor automatisering van bijvoorbeeld watergift. Soms kunnen dan speciale oplossingen voor de beplanting al mee worden genomen in het ontwerpproces.

Een van de grote projecten van Zuidgeest is de bibliotheek van Schiedam. Deze ging verhuizen naar de Korenbeurs, een eeuwenoud gebouw in een weinig groene omgeving. De architect wilde daarom dat de nieuwe bibliotheek ook een groene ontmoetingsplek voor de buurt zou zijn. Dat betekende binnenbeplanting met de sfeer van een Schiedamse tuin die bestand zou zijn tegen de temperatuurschommelingen in deze grote ruimte. Het enorme verloop in de vloer vroeg om een specifiek op maat gemaakte oplossing waarbij de plantenbakken in kleinere compartimenten werden verdeeld met elk hun eigen waterhuishouding. Het project, met al zijn uitdagingen, bleek uiteindelijk zo geslaagd dat het bekroond werd met de titel VHG Interieurbeplanting van het Jaar 2016.

Voorwaarden voor succes

Wat duidelijk uit alle verhalen naar voren kwam is dat er naast inlevingsvermogen en heldere communicatie met de opdrachtgever altijd sprake moet zijn van een behoorlijke dosis creativiteit om maatwerk te kunnen leveren. En van lef om de gebaande paden te durven verlaten om lastige omstandigheden om te buigen naar oplossingen die juist de identiteit en specifieke doelstellingen van de opdrachtgever kunnen benadrukken. Maar misschien is het allerbelangrijkste wel de wil om vakoverstijgend samen te werken en vroegtijdig in het planproces, liefst al ‘aan de tekentafel’, de verschillende expertises elkaar te laten inspireren om samen tot meerwaarde te komen. Uiteindelijk leidt dit tot slimmere, efficiëntere en daarmee voor de opdrachtgevers soms zelfs goedkopere oplossingen. Zo worden niet alleen ruimtes mooier, maar ook opdrachtgevers en gebruikers gelukkiger.